dinsdag 5 april 2011

PAUL CLAES - Glans Feux

.


EEN RECYCLIST IN VOL ORNAAT

Het gebeurt niet alleen op de markt maar ook in de boekwinkel! De laatste jaren worden we steeds vaker verwend met meertalige bundels. Paul Claes deed ook een duit in dat al luider rinkelende zakje, en terecht, want als iemand zich lange tijd door andere talen en culturen liet doordesemen dan wel een ouwe rot op vertaalgebied als deze 57-jarige medewerker van de Leuvense universiteit. Hij vertaalde werk van o.m. Catullus, Rimbaud, Mallarmé en, samen met Mon Nys, Joyce, won voorts terecht de prestigieuze Nijhoff-prijs (in 1996) en herschreef in De Phoenix, die bol staat van pastiches en verwijzingen naar de klassieke letteren en hem aan een Libris-nominatie hielp, het leven van de 15e-eeuwse Italiaanse denker Picodella Mirandola. Ik noem deze roman alleen al omdat hier het thema opduikt dat ook in zijn nieuwe poëziebundel een grote rol speelt: de tegenstelling tussen de klassieke en moderne westerse samenleving: het ene ongebroken wereldbeeld tegenover de versplinterde beleving van de realiteit waaraan wij onze kicks ontlenen.

De titel van zijn recent verschenen 'Glans/Feux – gedichten/poèmes' geeft het al aan, het gaat om poëzie in het Nederlands en het Frans maar de betreffende gedichten zijn geen directe vertalingen. Anders zou de bundel ook wel Glans/Clarté of Glans/Lueur of Glans/Brillance geheten hebben.

'Feux' is ouder; deze reeks verscheen al in 1992 in een bibliofiele editie bij De Diamant Pers. 'Glans' verscheen vorig jaar bij Regulieren Uitgeverij, eveneens in een beperkte oplage. Mede omdat in de hele bundel de Franse teksten steeds op de linkerbladzijde staan en de Nederlandse rechts, had het boekje beter Feux/Glans kunnen heten. Maar dit terzijde. Glans/Feux biedt gedichten die tweemaal maar telkens vanuit verschillend gezichtspunt verteld worden. Dante en Rimbaud komen ook nog om het hoekje kijken want 'Glans/Feux' bestaat uit 3 delen: 'Destruction / Vernietiging', 'Purification / Zuivering' en 'Illumination / Verlichting'.

Inhoudelijk leefde Claes zich opnieuw uit in het reusachtige bestand van Griekse mythen. De uitgever was zo verstandig achterin 6 blz. met verduidelijkingen over o.a. Iocaste, Antaeus, Gorgo en Semele (elk Nederlands gedicht komt aan bod) op te nemen. Daar werd goed over nagedacht, want in elk stukje wordt meteen naar het corresponderende vers in het Frans verwezen. De extra informatie moest aan de Nederlandse titels gekoppeld worden, omdat die alle de naam van een personage dragen. De Franse titels luiden o.a. 'La Loi', 'La Vierge', 'La Reine' en 'Actéon'. Wie deze laatste naam niet kent, zoeke achterin bij het parallelle vers Artemis. Het is dus wel een bundel met een gebruiksaanwijzing maar wat is daarop tegen? Mij hoor je niet klagen; ik houd wel van enig gefröbel.

Qua vorm rijgt Claes zich in twee korsetten: voor het Frans in sonnetten van ultrakorte regels die slechts twee en drie lettergrepen per vers tellen, voor het Nederlands in kwatrijnen, bestaande uit twee disticha, elk gebaseerd op een hexameter en een pentameter, die Claes, jawel, netjes bij de cesuur scheidt.
De keuze voor het sonnet was hoogst ongelukkig omdat de regels te kort zijn om het onvermijdelijke en niet minder ongewenste effect van rijmdreun te voorkomen. Bijkomend nadeel is dat Claes zich lang niet altijd een gewiekste rijmelaar betoont: reeksen als vois-moi-toi en prendre-prétendre-tendre verwacht je eerder bij de gemiddelde francofone puber. In zijn Nederlands had het waarschijnlijk niet anders uitgepakt. Het is dan al gauw een verademing om meer genuanceerde klanken te ontdekken als amante-tourmentent-patiente en troublant-prend-flanc. Er is ook klankovereenkomst tussen beide talen: La pêne (dat zowel een schoot is als een tong van een slot) rijmt onopvallend op Penelope in het Nederlandse vers op de buurbladzijde. Claes kán dus wel rijmen, hij was alleen te weinig kritisch op te veel momenten.



De dubbele titel slaat niet alleen op de ‘afglans’ over en weer van beide talen maar ook op allerlei andere spanningsvelden, bijvoorbeeld die tussen man en vrouw, liefde en haat. De achterflap: antieke mythologie verliest en ontdekt zich in moderne psychologie. Het is vooral deze laatste tegenstelling die de bundel een grote meerwaarde verleent en sterke en bitse regels oplevert: Vrouw het noodlot verwikkelt / mijn lichaam en ziel in uw netwerk: / ver op mijn brandende berg / bijt me uw bronstige kleed. De langere regels in het Nederlands bieden veel mogelijkheden tot syntactische intriges en drukken de Franse, kortademig als die zijn door hun gebrek aan lettergrepen, nog verder in het defensief. Jammer, ik had het liever andersom gezien. De bundel heeft niet genoeg evenwicht. Kijk maar: Je vois / La scène / Obscène / En moi // Le roi / La reine / Thébaine / Et toi en zo dreunt het verder: pom-pom, pom-pom-pom, pom-pom...(en daar heb je Nijhoff weer)! Maar de Nederlandse verzen zijn niet per definitie beter. Regels als Moeder omsnoert me vergeefs / de hand van de vader ontsnoert ons:/ twijfelend tussen de twee / snoeren ze beiden mijn keel gaan ten onder in effectbejag. Op dit punt is het Franse equivalent dan beter: Ton sein / De mère / M’enserre / En vain // La main / D’un père / Desserre / Nos liens // Que faire / Entre eux / si tous / les deux / Me serrent / Le cou? Al was het maar omdat de semantisch verbonden woorden dankzij het verticale ontwerp visueel verder uit elkaar staan.
Dat je de meeste Franse teksten tóch herleest, heeft echter vooral te maken met de indringende beelden, die hun felheid ontlenen aan erotiek en geweld, vernieling en geboorte en al die andere oerervaringen. Het is zelfs de grote verdienste van de beeldspraak dat die de beide luiken in de lijst van één boek bijeenhoudt.

De vele spelletjes kennen evenmin een taalgrens. En Claes speelt heel wat af, laat makkelijker meegenieten naarmate je dieper leest. Hij klopt minstens zoveel betekenis uit woorden als verwijzingen uit situaties maar niet vrijblijvend, meestal passen met een rekbaar voorstellingsvermogen meerdere duidingen. Een ‘trame’ bijvoorbeeld is niet alleen de inslag van een weefsel maar ook een kuiperij. En een ‘verge’ is behalve een bussel om mee te slaan ook een penis. De associatie van een meppende piemel ligt dan binnen handbereik. ‘Illumination’ wordt gebruikt voor feestverlichting (Claes gaat het theatrale nimmer uit de weg) maar ook voor een goddelijke ingeving! Het woord geeft hem tevens de gelegenheid naar zijn idool uit Charleville te verwijzen. Hij poetst een zegswijze als Au fur / Et à / Mesure op die, geïsoleerd en als strofe vermomd, weer iets van z’n oorspronkelijk kracht krijgt. Hij laat geen steken vallen of het moet een enkel geval van overlapping zijn als in ‘Tendron d’enfance’.

Gelukkig gaat hij zich in 'Glans/Feux' niet te buiten aan pastiches. Die terughoudendheid zal hem moeilijk gevallen zijn want als je ziet, bijvoorbeeld in zijn bundel 'Mimicry', wat een meester Claes in dat genre is, kun je je makkelijk voorstellen hoeveel kansen hij heeft moeten laten schieten. Hoe serieus hij vergeleken met die taalgrollen uit 1995 ditmaal ook opereert, het kan niet verhullen dat hij veeleer een herschepper dan een schepper is. Leest u hierin vooral geen neerbuigendheid want ik lees liever het werk van een bedreven recyclist die mij met illustere schrijvers en personages in contact brengt dan dat van een oorspronkelijkheid nastrevend maar middelmatig talent. Paul Claes is dus een recyclist maar wel een in vol ornaat! Onze taal mag kronkelen van genot om door hem onder handen te worden genomen!

Glans/Feux – Paul Claes. Uitgeverij De Bezige Bij, 2000. ISBN: 90-234-4800-6

Recensie: © Albert Hagenaars, 20 juni 2000.
Eerder verschenen in De Haagsche Courant (juni 2000)
www.alberthagenaars.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten