woensdag 31 augustus 2011

JOHN IRONS - Pa



ZWEMMEN IN EEUWIGHEID

Over het opmerkelijk late debuut van John Irons

Als het waar is dat late debutanten gemiddeld met sterkere eerste bundels voor de dag komen dan vroege publicisten, dan is de al in 1942 geboren John Irons wel een heel duidelijke troefkaart van de voorstanders van deze veronderstelling!
Onlangs verscheen zijn eersteling, ‘Pa’ geheten, bij Avalon Pers en meteen in twee talen tegelijk: in de oorspronkelijke Engelse tekst en in de Nederlandse vertaling van Eva Gerlach.
De titel is niet alleen kort en krachtig maar dekt ook de inhoud; alle verzen, 14 stuks (waarvan sommige uit meerdere delen bestaan), handelen over Irons’ vader. Het eerste heet ‘Farewell’ / ‘Afscheid’, het laatste ‘Countdown’ / ‘Aftellen’. Daarmee heeft de dichter een mooie omtrekkende beweging in gang gebracht. De bundel begint namelijk enkele dagen na het overlijden van Irons senior en eindigt een paar weken vóór diens einde. Daartussen roept de zoon het beeld op van een man die een bijzonder authentieke persoon moet zijn geweest. Hij doet dat in een stijl die hoogstwaarschijnlijk goed past bij het karakter van de vader, een stijl die gebruik maakt van korte zinnen zonder interpunctie, eenvoudige maar direct treffende beelden, een niet minder zorgvuldige woordkeuze en een natuurlijk overkomend netwerk van klankovereenkomst. Een ander kenmerk is een speciaal soort humor, nuchterder, laconieker voor Nederlandse lezers dan we van de Engelse variant gewend zijn. Wellicht speelt hier ook Irons’ lange verblijf een rol in eerst Zweden en later Denemarken, waar hij doceerde in Odense. Het resultaat is hoe dan ook een hommage aan zijn schepper die nu zelf geschapen wordt!
Een fragment uit ‘Inheritance’ / ‘Erfgoed’, het openingsgedicht:


pa had hands that
never grew old
they just matured-
beautifully boned
large hands
the right an octave and two
the left an octave and three
from playing the viola.


In Gerlachs vertaling wordt dat: pa had handen / die werden nooit oud / ze rijpten gewoon- / mooie botten / en heel grote handen / rechts een octaaf plus twee / links een octaaf plus drie / kwam door de altviool.
Gerlach weet trouwens de hele bundel door Irons eigenaardigheden overtuigend om te zetten. Een voorbeeld uit ‘Rubella’ / ‘Rodehond’:


his younger son turned a deaf ear
and studied german
and came to love
the soundness of its syntax
the castles of its clauses –
a deserter in the ranks

zijn jongste zoon, oostindisch doof
ging duits studeren
en raakte verliefd op
die kloeke syntaxis
die rotsvaste vormen –
deserteur in eigen gelederen



De laatste regel verwijst naar de afkeer van de vader van ‘de oorlogsduitsers’, een gegeven dat als ja, een rode lijn door ‘Rodehond’ loopt.

Irons’ precieuze zegging, zijn pregnante woordkeuze ook, zullen zeker mede ontstaan zijn onder invloed van het tientallen jaren lang vertalen van talloze boeken uit o.a. het Noors, Zweeds, Deens, Duits, Frans en vooral Nederlands. Irons dankt z’n bekendheid in onze contreien vooralsnog op de eerste plaats door zijn werk voor Poetry International maar weinigen zullen weten dat hij in de jaren zestig zijn doctoraat haalde met de studie ‘The development of Imagery in the Poetry of P.C. Boutens’. Volgens zijn website vertaalde hij werk van maar liefst 65 Nederlandstalige dichters! Van o.a. Hugo Claus, Gerrit Komrij, Hannie Rouweler, Jan Kostwinder en Alfred Schaffer betrof dat complete bundels, van anderen nam hij topgedichten onder handen, van Martinus Nijhoff bijvoorbeeld 'Het uur U'.

Het is dus een groot raadsel waarom iemand met zoveel literaire kennis, zoveel empathie voor talen en culturen en ongetwijfeld de kriebel om autonoom te dichten zo lang gewacht heeft met een eerste publicatie. Misschien zette juist de omgang met talloze goede dichters dat verlangen op de handrem, belemmerde de veelheid van stijlen waar Irons dagelijks mee bezig was het vinden van een eigen geluid. Misschien ook zorgde de honderdste geboortedag van Irons’ pa voor een doorbraak.

In elk geval levert zijn debuut meteen een eigen, duidelijk herkenbaar geluid op. Ik zou althans niet gauw weten van welke Nederlandse dichter onderstaand gedicht zou kunnen zijn, waarbij het zwemmen voor de lezer die ik ben, zeker na het typen van voorgaande zinnen, ook staat voor de kunst van het dichten. Vader en zoon slagen voorbij de dood van de eerste…


ZWEMKUNST

pa heeft nooit leren zwemmen
eenmaal per jaar
stond hij in zijn grijswollen zwembroek
eindweegs in het water
zwanenvleugels zijn schouders
onwennig vlees
knipperend tegen het licht

ik kan niet zwemmen
bekende pa
maar ik kan geloven
dat ik het kan
daar heb ik aanleg voor

pa geluksvogel
zwemmend in eeuwigheid



Een passender einde van deze korte bespreking dan deze laatste strofe is haast niet mogelijk.





Recensie: Albert Hagenaars, eerder verschenen in Poëziekrant, juni 2008, jrg. 32
Uitgeverij: Avalon Pers, 2007
Foto: © Siti Wahyuningsih