zaterdag 14 januari 2012

ANDREAS BURNIER - Na de laatste keer



AARDSE EN SPIRITUELE ROLLENSPELEN

De Nederlandstalige poëzie is in omvang en ook in economisch opzicht maar een klein literair tuintje maar qua variëteit bevat het een tropisch regenwoud! Wijlen Herman de Coninck, toch een van de meest oorspronkelijke schrijvers over het genre, schroomde niet onze huidige dichtkunst zelfs als de boeiendste van Europa te beschouwen.
Het kan een verrassing zijn tussen alle snel wisselende ismes een dichter te ontdekken die recht uit het hart schrijft en zich daarbij weinig gelegen laat liggen aan de mode. Zo’n dichter is Andreas Burnier, pseudoniem van Catharina Irma Dessaur, geboren in 1931 in Den Haag en overleden aan een hersenbloeding in 2002 in Amsterdam. Zij was succesvol in zowel de literatuur (diverse belangrijke prijzen) als het maatschappelijk leven (zij werd o.a. hoogleraar criminologie in Nijmegen).

Burnier was al bekend als prozaïste en felle debater, over o.a. euthanasie en de emancipatie van homoseksuelen, toen in 1981 haar eerste poëziebundel verscheen, ‘Na de laatste keer’, bestaande uit 26 teksten. Dit boekje is nu herdrukt en uitgebreid tot maar liefst 62 verzen. De samenstellers deden er goed aan hoofdzakelijk voor een thematische indeling in plaats van een chronologische volgorde te kiezen. Na een eerste afdeling met vroeg werk, kwamen ze tot de volgende onderwerpen: 2) oorlogsgedichten (Dessaur was getekend door haar ervaringen als onderduikkind), 3) portretten en bezochte plaatsen, 4) de liefde, 5) spirituele zoektochten en 6) ouderdom en dood.

De kwaliteit loopt vaak uiteen maar in elke afdeling staan prachtige regels en beelden, die bewijzen dat Burnier, mochten haar sterke ambities zich meer op poëzie gericht hebben, makkelijk een veel bekendere dichteres had kunnen worden. Dat moet dan voornamelijk aan haar zeggingskracht toegeschreven worden want wie van technisch vernuft houdt, komt er bekaaid af. Burnier schrijft recht toe recht aan maar wel op volle kracht, met inzet van haar complete persoonlijkheid. Dat leidt in veel gevallen tot documents humains die de lezer weten te raken. Ze zijn afwisselend schrijnend, enthousiast, betogend, intiem, aanklagend, vol verwondering of verlangen maar immer authentiek. Uit afdeling 2:

Niemand heeft hen verraden.
Niemand heeft hen opgepakt.
Niemand heeft hen op transport gesteld.
Niemand heeft hen in Westerbork bewaakt.
Niemand heeft hen in de trein gesloten.
Toch stapten zij uit in Auschwitz:
de kleinsten, de oudsten, de mannen, de vrouwen.


Ook in haar intiemste momenten weet ze te overtuigen. Dat kan vanuit een tederheid die, spannend in haar tegenstrijdigheden, zowel bescherming biedt, bijna afdwingt, als die vraagt:

Kom tot mij
Jij bent van beestenbloed.
Jouw haar is verf
Jouw oog is verf
Jouw mond is geheel van verf.
Ik dring in
Dring ik in
In jouw nat koninkrijk.
Jouw nagels verf
Jouw vellen verf
Zijn voor mij levensvocht.

Pop van verf
Stem van verf
Mens van verf zonder rang,
Kus ik lang, wieg ik kind,
Schipperskind
Als in wind.


Maar het kan ook vanuit de diepste begeerte:

Come here and fuck me, bitch.
Let’s have your tits and bits and titbits.
O shit, you supervacuous square.

Oh fuck me, fuck me, me, me, me.
Oh, ah,
Oh Paris! Monday!


In Frankrijk is het met voorgangers als o.a. Baudelaire, Rimbaud en Jouve onderhand een traditie maar er zijn in ons taalgebied weinig dichters die een inhoudelijk gamma hebben waarin dergelijke aardse regels naast de verwoording van een spirituele verlossing kunnen staan. In ‘God’, vinden we misschien Burniers belangrijkste vers:

Magere wieken sturen de wind westwaarts.
Hoger verwaait hij zijn God, molen
die nimmer stopt, nimmer stopt, nimmer.
Langs de sloten ontsluipt zijn vuil.
Maar hij beweegt ook in het gras, in
buigende bomen die zich gedwee
krommen
tussen asfaltbaan en asfaltbaan.

Zo verwaait hij, ontsluipt hij, voegt hij,
buigt zijn gewicht, tilt zijn zwaarte.
Niemand vermoedt zijn geheim
in de boterbloem? Gele brem? Pluisriet?
Hij is er wel, is er niet.
Ongrijpbaar verdwijnt hij
wellicht
in een mistige nevelflard
in een ontsloten gedicht.


Terecht staan de gedichten met de doodsthematiek op het einde. Hier staan tal van origineel aandoende wendingen, waarvan sommige echter wel eens aan classics als de Bijbel of Talmoed ontleend konden zijn:

Wie ging bleef staan, keerde om.
Verbaasd stond ik bij een stad
Waarin ik antwoorden tot vragen zou smeden
Vuur viel uit de hemel
Mijn aambeeld zou het leed der mensen zijn.


Met Andreas Burnier is ons een auteur ontvallen die daadwerkelijk iets te vertellen heeft, die zich in tradities plaatste en even makkelijk daar weer uit brak, een opmerkelijk fenomeen dat de verzorgers van het boek verklaren met het gedwongen rollenspel tijdens de oorlog. Dit in haar oeuvre eerder bescheiden boek zou wel eens meer sleutels kunnen bevatten dan al die andere boeken samen. In elk geval bevat het vragen en mogelijke antwoorden die haar voortijdige dood ver overstijgen.




Uitgever: Augustus. Prijs € 17,95
Eerder gepubliceerd in de Haagsche Courant, in oktober 2004.
www.alberthagenaars.nl